Soms is het buitengewoon verhelderend om de oorsprong van woorden te weten. Voor zover dat opgaat voor lastige woorden op deze site heb ik ze opgenomen in het onderstaande etymologisch woordenboek.
archetype |
(G.
archetupon = oorspronkelijk beeld of model. arche= begin,
topas= het gevormde, het ingeslagene)
Oerbeeld |
|
|
Constateren |
(G.
con-stare = vastzetten)
Vaststelling
(na waarneming) |
|
|
contradictie
in terminus |
(L.
contradictio v.contra-dicere = tegen-spreken,in
teminis = tussen de termen)
tegenspraak
tussen de termen (van bijvoorbeeld een redenering) |
|
|
determinisme |
(L.
de-termináre = begrenzen v. terminus = grens)
De
leer dat de menselijke handelingen bepaald zijn door voorafgaande
oorzaken of door motieven met uitsluiting van de vrije wil. |
|
|
devoot |
(L.
= de- vovére , de-vótum = toewijden aan godheid)
toegewijd
zijn. |
|
|
devotie |
(L.
Devótio)
godvruchtige
aandacht, verering. |
ego |
(L.
ego=ik)
Het
als centrum ervaren deel van/binnen het bewustzijn. |
|
|
eidos |
(G.
eidoo = zien, eidos = vorm, voorkomen of gestalte)
Heeft
betrekking op het aanschouwend waarnemen |
|
|
ektype |
(G.
ek = uit, topas = het gevormde, het ingeslagene)
Model
of type dat is afgeleid van het oorspronkelijke type of oerbeeld. |
|
|
empathie |
(G.
en = in, patheia = aangedaan zijn, pathos
= wat men ondergaat, aandoening, stemming, hartstocht.)
het
zich invoelen in een ander. |
|
|
empirie |
(G.
empeiria = ervaring, v. peiraoo= beproeven)
ervaring,
ervaringsleer. |
|
|
empirisch |
(zie
empirie)
volgens
ervaring, volgens waarneming of proefneming. |
|
|
empirisme |
(zie empirie) kennis
gegrond op ervaring, wijsgerig stelsel dat verstandelijke (meer “redelijke”
dan “rationalistische”) benadering van vooral fysische problemen
voor staat. |
|
|
entelechie |
(G.
entelecheia = en telei echoo = in volkomenheid houden
(zijn); telos = einde, doel)
Het
in werkelijkheid komen of zijn van wat in aanleg was. Ontwikkelde
volkomenheid.
De
geest die het lichaam bezielt en zo maakt tot het levend zijn en het
tot omwikkeling en volmaaktheid leidt. |
|
|
entropie |
(G.
en-, entropè = omzetting, v.trepoo
= wenden)
In
de sterrenkunde, de gelijkmatige toestand in het heelal door vermindering
van energie verschillen.
In
de natuurkunde, de tendens naar een gelijkmatig niveau van energie. |
|
|
essentie |
(L
essentia (vertaling van G. usia) afgeleid van esse = zijn)
Het
wezen, de kern, dat waar het op aan komt |
|
|
extraversie |
(L.
éxtera= aan de buitenkant, L. vértere
= keren of wenden)
Op
de buitenkant of buitenwereld gericht zijn |
|
|
fasces |
(L.
fascis, fasces = bos, bundel)
meer
speciaal als een bundel stokken met een bijl in het midden. |
|
|
fascineren |
(L fascinare
= snoeren, boeien, fascinum = betovering, verblinding). |
|
|
fase |
(G. phasis
= verschijningsvorm, phainooi = (ver)schijnen) trap van ontwikkeling). |
|
|
heilig |
(van Germ.
Heilan = helen) |
|
|
holisme |
(G. Holos
= Geheel) |
|
|
idealisme |
(zie
idee en ideaal)
- wijsgerig stelsel
lerend dat de bestaande dingen slechts een schijnbestaan bezitten
en afbeeldingen zijn van ideeën, de ware zijnden die bestaan
in de Goddelijke Rede (b.v. Plato.).
- wijsgerig stelsel
lerend dat de waarneming niet beantwoordt aan het voorwerp maar
aan de immanente denkvorm, dat het waargenomene dus uit ideeën
bestaat en het voorwerp dus geen zelfstandig individueel bestaan
heeft. (b.v. Kant)
|
|
|
ideaal |
(zie
idee)
- zn volmaakt
beeld dat men van iets vormt, droombeeld dat men nastreeft.
- bn beantwoordend
aan een ideaal, volmaakt
|
|
|
idee |
(L.
idea = voorstelling, ideaal; G. idea = uiterlijke
verschijningsvorm, voorkomen, gesteldheid, hoedanigheid., afkomstig
van de stam id = zien)
Gedachte,
denkbeeld, voorstelling, begrip, inval. |
|
|
individu |
(L.
in-dividuus= on-gedeeld)
Ondeelbaar,
op zichzelf staand wezen |
|
|
infernaal |
(L.
infernalis = onderaards, tot de onderwereld (infernum) behorend)
De
onderwereld, de Hel, de plaats van afschuw. |
|
|
informeren |
(L.
in- formáre = in vorm brengen)
zich
vormen door inlichtingen in te winnen. |
|
|
- logie |
(L. logia,
G. ûlogia = leer, kunde, v. Logos = woord, rede, leer, verhandeling
), kunde. |
|
|
mystagogie |
(L.
mystagogia, zie mysterie enagoo= voeren, leiden)
inwijding
in de mysteriën. |
|
|
mystagoog |
(zie
mystagogie)
de
mysteriemeester, de leidsman, degene die de myste inwijdt in de mysteriën. |
|
|
myste |
(zie
mysterie)
de
leerling, degene die ingewijd wordt in de mysteriën. |
|
|
mysterie |
(L.
mysterium, G. musterion, v. mustés
= ingewijde, v. muoo = sluiten (ogen of lippen)) geheim,
geheimenis.
(R.K.) een geloofswaarheid die niet met het natuurlijke verstand doorgrond
kan worden.
Een
geheime leer en eredienst in de oudheid. |
|
|
mystiek |
(L.
mysticus, G. mustikos)
de
wetenschap van de vereniging der ziel met God. |
|
|
mythe |
(G.
muthos= woord, verhaal, spec. fabel)
verhaal
over goden of halfgoden. |
|
|
mythologie |
(G.
muthologia; zie ook - logie )
leer
der mythen, godenleer. |
|
|
pathos |
(G.
vanpaschoo = ondergaan)
wat
men ondergaat, aandoening, stemming, hartstocht maar ook lijden, ziekte
lot enz. |
|
|
persona |
(L.
per sonare = er doorheen klinken)
Oorspronkelijk:
masker van toneelspeler in gewijd drama
karakter, rol |
|
|
religie |
(L. religio,
mogelijk verwant metre-ligare = aan-binden) |
|
|
realia |
(L.
realis van L. res=zaak)
Concrete
zaken |
|
|
realisme |
(zie
realia)
- Wijsgerig stelsel
die leert dat ons kennen beantwoordt aan de dingen buiten ons, tegenover
idealisme (bv Aristoteles).
- Wijsgerig stelsel
die aan universele begrippen werkelijkheidswaarde toekent, tegenover
nominalisme.
|
|
|
sympathie |
(G.
sum-patheoo= mede-ondergaan)
meegevoel,
mede ondergaan, zielsverwantschap, gelijk van gevoelens. |
|
|
transformatie |
(L.
trans-formáre = om-vormen)
andere
vorm geven. |
|
|
unificatie |
(L. Unus-fácere=
een û maken). |
|
|
universalia |
(L.
Univérsalis)
tot
het geheel behorend, in de eenheid zijn. |
|
|
universiteit |
(L.
Univérsitas)
het
geheel, gezamenlijk, een verzameling samenhangende aspecten. |
|
|
universum |
(L. onz. van Univérsus)
het geheel, het heelal. |